aufhalten (Verb)

Tätigkeit, Zeit
2

stelpen (n v)

to stop, hinder
3

hinderen (n v)

to stop, hinder
Person
5
Person
6
Verkehr
7

blokkeren (v)

Verkehr
8

stoppen (n v)

to stop, hinder
Verzögerung
10
Beendigung

Satzbeispiele & Übersetzungen

Verlust der biologischen Vielfalt bis 2010 aufhalten
Opening van de zitting - Agendawijzigingen en mededelingen
ihren Wohnsitz nehmen oder sich aufhalten will
besluit te wonen of te verblijven
aufeinander folgende Tage im Grenzgebiet eines benachbarten Mitgliedstaats aufhalten.
in het grensgebied van een aangrenzende lidstaat verblijven.