kochen (Verb)

1

koken (v)

Lebensmittel, Physik, transitiv, intransitiv, kulinarisch, to prepare food, to prepare (food) for eating, to become ready for eating, cook in boiling water, begin to turn into a gas
  • Kochen, Einfrieren und Lagerung
  • III. Koken, invriezen en opslag
  • Kochen von Mahlzeiten
  • Koken van maaltijden
  • Kochen und andere Dienstleistungen der Zubereitung von Kartoffeln und Kartoffelerzeugnissen
  • Koken en andere diensten in verband met de bereiding van aardappelen en aardappelproducten
kulinarisch
3
Kaffee
kulinarisch
5

zieden (v)

Wut
6

sudderen (v)

intransitiv

Satzbeispiele & Übersetzungen

Kochen
Koken