solide (Adjektiv)

1

degelijk (a)

Qualität, Möbel
  • solide Erfahrung in der Bewertung von Managementsystemen;
  • over een degelijke ervaring beschikt inzake de boordeling van managementsystemen;
  • die institutsinternen Validierungsprozesse sind solide und wirksam;
  • de interne validatieprocessen van een instelling functioneren op degelijke en doeltreffende wijze;
2

solide (a)

Möbel, fest, strong, unyielding (as of foundations etc)
  • sie sind finanziell solide;
  • zij zijn financieel solide;
  • - solide institutionelle Strukturen;
  • - een solide institutioneel bestel;
3
Qualität
Qualität
5
fest
6

stevig (adj n adv)

strong, unyielding (as of foundations etc), fest, Möbel

Satzbeispiele & Übersetzungen

Es muss sich um finanzielle solide Institute handeln.
ze zijn financieel gezond;
solide Kenntnisse,
afdoende beheersing;
3.5. Solide Finanzverwaltung
Goed financieel beheer
Solide Finanzierung des Infrastrukturbetreibers
Gezonde financiering van de infrastructuurbeheerder
es muss technisch solide sein;
het moet technisch uitvoerbaar zijn;

solide (Adjektiv)

1

robust (adj n)

of firm build, strong, unyielding (as of foundations etc)
2

fest (adj n adv)

in the solid state, stevig
3

stabil (a)

meubilair
4

solide (a)

meubilair, stevig, strong, unyielding (as of foundations etc)
duurzaam
duurzaam