sofort (Nomen)

1

meteen (n)

temporal, Zeit
2
temporal, Akt, Zeit
  • Der Beschluss ist sofort vollstreckbar.
  • Deze beschikking is onmiddellijk uitvoerbaar.
  • sofort
  • Onmiddellijk
  • der Tod sofort eintritt oder
  • de dood onmiddellijk intreedt, of
temporal, Zeit
Zeit
5
Zeit
6
prompt
prompt
8
prompt
9

dadelijk (o)

Zeit
10
Akt

Satzbeispiele & Übersetzungen

Sie ist sofort anwendbar.
De beschikking is met onmiddellijke ingang van toepassing.
Der Beschluss ist sofort vollziehbar.
Deze beschikking is onmiddellijk uitvoerbaar.
Die Anwartschaft ist sofort unverfallbar.
De vergoeding wordt onmiddellijk onvoorwaardelijk toegezegd.
Sie sind sofort wirksam.
Deze maatregelen treden onmiddellijk in werking.
Der Beschluss ist sofort anwendbar.
Het besluit is met onmiddellijke ingang van toepassing.
Er ist sofort anwendbar.
Het is onmiddellijk van toepassing.