DE NL Deutsch Niederländisch Übersetzungen für schreien
2
huilen (v)
Schmerz
3
janken (v)
Schmerz
4
loeien (v)
Tiere
5
bulken (v)
Tiere
6
bulderen (v)
Stimme
7
Stimme
8
roepen (v n)
transitive: to shout, to scream (words), Stimme
9
schreeuwen (v n)
transitive: to shout, to scream (words), to utter a sudden and loud outcry, to make the sound of a scream, shout (verb), intransitive: to shout, scream, yell, Stimme
- Die Person versuchte verzweifelt zu schreien, konnte dies aber nicht, weil sie geknebelt war.
- De betreffende persoon trachtte te schreeuwen, maar kon dit niet vanwege de prop in zijn mond.
Satzbeispiele & Übersetzungen
Die Banditen lassen sie am Telefon schreien und wehklagen.
De gijzelnemers laten het geschreeuw en gejammer van hun gijzelaars horen door de telefoon.