schneiden (Verb)

1

snijden (v)

teilen, allgemein, to divide with a sharp instrument
  • Schneiden
  • snijden;
  • Schneiden
  • Snijden
  • Schneiden von Beton;
  • snijden van beton;
2

afsnijden (v n)

to cut, kulinarisch
3
Haar
4

kruisen (v)

allgemein
5

monteren (v)

Kinematographie
Haar, Nagel
7

knippen (v n)

to cut, Nagel, Hecke, Haar

Satzbeispiele & Übersetzungen

Schneiden von Beton;
snijden van beton,
Schneiden von Stahlbeton und Baustahl;
snijden van gewapend beton en constructiestaal;
Schneiden von Stahlbeton und Baustahl;
snijden van gewapend beton en constructiestaal,
Maschinen zum Schneiden von Lebensmitteln
Snijmachines voor voedingsmiddelen
zur Verwendung beim Schneiden von Silicium
bestemd om te worden gebruikt bij het zagen van silicium
Emissionen vom Schneiden, Schleifen und Polieren
Emissies afkomstig van snijden, slijpen en polijsten
Emissionen aus Schneiden und Mahlen
Emissies afkomstig van snijden en malen
Hier schneiden
Hier doorsnijden
Internet und EU-Online-Quellen schneiden dabei am besten ab.
Internetbronnen en on-linebronnen over de EU scoren het best.
Was den ausstehenden Kapitalbetrag betrifft, schneiden die Internet-Konten besser ab.
Wat betreft het uitstaande bedrag doen de internetrekeningen het beter.