pas (Nomen | Adjektiv)

1

Gang (n)

wandelen
2

Pass (n)

militair, reizen, sport
militair
4

Reisepass (n)

reizen
5

eben (a)

positie
6
werktuigen
7
positie
8
werktuigen
9

neu (o)

tijd
10

Gehweise (n)

wandelen