NL Niederländisch Wörterbuch 3751 bis 3800
- zich uitstrekken
- zich uitrekken
- zich haasten om
- zich haasten
- zich reppen
- zich bevinden
- zijn
- zich afmaken van
- zich begeven
- zich bewegen
- zich behelpen
- zich redden
- zich beheersen
- zich inspannen
- zich beklagen
- zich gedragen
- zich schrap zetten
- zich bedrinken
- zich bezatten
- zich bezuipen
- zich vol zuipen
- zich beraden
- zich bezinnen op
- zijn leven beteren
- zinspelen op
- zich ... opstellen
- zich ... gedragen
- zwellen
- zich blameren
- zichzelf te schande maken
- zich bespottelijk maken
- zichzelf in discrediet brengen
- zich bukken
- zich voorover buigen
- zich buigen over
- zich vrijwillig aanbieden
- zich aanmelden
- zich krommen
- zich buigen