NL Niederländisch Wörterbuch 2901 bis 2950
- zuiders
- zuiden-
- zuidwaarts
- zakdoek
- zakhorloge
- zak vol
- zuiderbreedte
- zuidoosten
- zuidoosten-
- zuidooster
- zuidwesten
- zuidwesten-
- zuidwester
- zuidenwind
- zoemer
- zondebok
- zondeloos
- zondaar
- zondares
- zondig
- zondigen
- zonde begaan
- zelfbedieningszaak
- zoeten
- zoetheid
- zoetigheid
- zoetzuur
- zoetstof
- zoetmiddel
- zoetwater-
- zakkenroller
- zakkenrolster
- zakgeld
- zaklamp
- zaklantaarn
- zegevieren
- zodiak
- zich wassen
- zet
- zich omkeren
- zich omdraaien
- zeer beslist