NL Niederländisch Wörterbuch 2701 bis 2750
- impliciet
- imploderen
- ineenklappen
- improvisatie
- improviseren
- impulsie
- impulsiviteit
- in het vierkant
- in het kwadraat
- in een rechte hoek
- in proportie
- in ruste
- in zijn schild voeren
- in staat
- in de kou laten staan
- in overvloed
- in verhouding
- in evenredigheid met
- in verhouding tot
- in de volksmond
- in gewone spreektaal
- in de weg zitten
- in de weg staan
- in de ruimste zin
- in avondkleding
- in smoking
- in alle richtingen
- in gedachten verzonken
- inhuldiging
- inauguratie