NL Niederländisch Wörterbuch 1901 bis 1950
- een
- een of ander
- elkaar
- een ander
- elkaar omhelzen
- elkaar in de armen sluiten
- eenarmig
- eenogig
- eenrichtings-
- erbij
- een blijk van
- een getuigenis van
- een beetje
- een langzaam-aan-actie doen
- een boete opleggen
- een geldstraf opleggen
- een ramp maken van
- een rommeltje maken van
- eendekker
- eenduidig
- een vaag gevoel hebben dat
- een zaak aanhangig maken voor de rechtbank