liefern (Verb)

1
Ware, Information, Auskunft
  • Angabe 2013 nicht zu liefern.
  • Niet in 2013 te verstrekken.
  • Die Mitgliedstaaten liefern die Daten
  • De lidstaten verstrekken gegevens
Handel, Waren, Auskunft
  • klare Ergebnisse liefern und
  • dienen duidelijke resultaten te op te leveren;
  • bei der Abwicklung zu liefern.
  • te lenen met het oog op het leveren ervan bij de afwikkeling.
3

bestellen (v)

Waren
4

bezorgen (v)

Waren
abgeben
6
Auskunft
7
Auskunft
8

afleveren (v)

bring or transport something to its destination, Waren
9
abgeben

Satzbeispiele & Übersetzungen

Bezugszeitraum liefern.
Mate van gedetailleerdheid