Kind (Nomen)

1

kind (n)

unselbständig, Mädchen, allgemein, familiär, heranwachsend, a minor
  • Kind
  • kind
  • neugeborenes Kind
  • pasgeboren kind
  • - Eltern und Kind,
  • - ouder en kind,
2
Mädchen

Satzbeispiele & Übersetzungen

Verheiratet, ein Kind.
Gehuwd, een kind.
Ein Kind ist in erster Linie ein Kind und erst dann ein Kind illegaler Einwanderer oder Asylbewerber.
Een kind is in de allereerste plaats een kind en pas daarna het kind van illegale immigranten of asielzoekers.
Kind en Gezin
Kind en Gezin
Karrierebremse Kind?
Gelijk loon voor gelijk werk?

kind (Nomen)

1

Balg (n)

meisje
2

Kind (n)

a minor, algemeen, meisje