DE NL Deutsch Niederländisch Übersetzungen für geben
geben (Verb)
1
geven (v)
hineintun, Spiele - Karten, allgemein, Geschenk, Gegenstand, liefern, reichen, transfer the possession of something to someone else
2
verstrekken (v)
reichen, Auskunft
3
Geschenk
4
Auskunft
5
Sitzplatz
6
aanreiken (v)
Gegenstand
7
verschaffen (v)
Auskunft
8
voorzien van (v)
Auskunft
9
delen (n v adj)
distribute (cards), Spiele - Karten
- Die Mitgliedstaaten geben
- De lidstaten delen voor elke haven
Satzbeispiele & Übersetzungen
Sollte es eines geben?
Zou dat er moeten komen?
Industrie geben
het bedrijfsleven
Geben Sie an, ob
Gelieve te vermelden of
Geben Sie an, ob
Gelieve te vermelden of de
Die Marktteilnehmer geben
Marktdeelnemers maken
Geben Sie an,
Beschrijf wanneer
Auftrieb zu geben
te stimuleren
Anlass geben
tot gevolg hebben