exakt (Adjektiv | Adjektiv)

1

precies (adj)

exact or careful conformity to truth, Arbeit, allgemein, genau, habitually careful, perfekt, precisely agreeing, precisely conceived or stated
  • Anthropogene Faktoren der letzten 2000 Jahre sind bislang nicht exakt quantifizierbar.
  • Antropogene factoren van de afgelopen 2000 jaar kunnen voorlopig nog niet precies gekwantificeerd worden.
  • Womit werden sie exakt befasst sein?
  • Welke functie zullen zij precies uitoefenen?
  • Womit werden sie exakt befasst sein?
  • Waar gaan zij zich precies mee bezighouden?
2

exact (o)

perfekt, precisely agreeing, precisely conceived or stated, Arbeit, exact or careful conformity to truth, genau, habitually careful
Arbeit
4

nauwkeurig (adj)

exact or careful conformity to truth, Arbeit
  • die beim Zoll angemeldeten und gestellten Waren exakt der Beschreibung auf der Handelsrechnung entsprechen.
  • de bij de douane aangegeven en aangebrachte goederen nauwkeurig overeenstemmen met de beschrijving op de handelsfactuur.
  • Zudem muss der Schwerpunkt des Flutwassers exakt dargestellt werden.
  • Het is echter eveneens belangrijk dat het zwaartepunt van het vloedwater nauwkeurig wordt weergegeven.
  • zusammengestellt werden, aktuell, exakt und vergleichbar sind.
  • samengestelde informatie actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
5

juist (a)

genau
Arbeit, exact or careful conformity to truth, perfekt
Arbeit

Satzbeispiele & Übersetzungen

Dies ist nicht exakt.
Dit is niet correct.