beurteilen (Verb)

1
Urteil, schätzen, bewerten
  • sie beurteilen Aktualisierungen des Risikomanagement-Systems;
  • zij beoordelen aanpassingen van het risicomanagementsysteem;
  • sie beurteilen Aktualisierungen des Risikomanagement-Systems;
  • beoordelen van aanpassingen van het risicomanagementsysteem;
  • um zu beurteilen, ob eine
  • om te kunnen beoordelen of een
Meinung
Meinung
4

oordelen (v)

Meinung
Meinung, schätzen
  • zu beurteilen.
  • in te schatten.
6

waarderen (v)

Meinung
7

achten (v)

Meinung
8

evalueren (v)

bewerten
  • - die Fortschritte - auch bei der Umsetzung - zu beurteilen,
  • - evalueren van de vorderingen en de uitvoering;

Satzbeispiele & Übersetzungen

gesund sind, soweit der Lebensmittelunternehmer dies beurteilen kann,
de dieren zijn gezond, voorzover dit door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf kan worden beoordeeld,
Sie sind also anhand der Leitlinien zu beurteilen.
De steunmaatregelen moeten dan ook op basis van de richtsnoeren worden beoordeeld.
sind als untauglich zu beurteilen.
worden als ongeschikt beoordeeld.
Bewerber mit Diplopie sind als untauglich zu beurteilen.
Aanvragers met diplopie worden als ongeschikt beoordeeld.
beurteilen, ob weitere Information beschafft werden muss.
kunnen bepalen of er nog meer informatie gegenereerd moet worden.
Absatz 1 eingerichteten Ausbildungs- und Zertifizierungsprogramme beurteilen;
, lid 1, door de lidstaten zijn ingevoerd;