ausbreiten (Verb)

1
auslegen, Gegenstand, Flügel
auslegen
Platz
4
Größe
5

spreiden (v)

Platz, Gegenstand
Größe
7
Größe, (intransitive) to take up a larger area, expand

Satzbeispiele & Übersetzungen

Welche Schritte kann sie unternehmen, damit sich der Brand und eine eventuelle Verschmutzung des Gebiets nicht ausbreiten?
Is de Commissie in kennis gesteld van dit voorval en welke maatregelen kan zij nemen om te voorkomen dat de brand zich uitbreidt en verontreiniging van het gebied veroorzaakt?