abbrechen (Verb)

1

verbreken (v)

Beziehungen
2

afknakken (v)

Gegenstände
3

afknappen (v)

Gegenstände
4

opgeven (v)

Schulen - Universitäten
5

afhaken (v)

Schulen - Universitäten
Schulen - Universitäten
7
Telefon
Gegenstände, trennen, computing: to terminate a process prior to completion, Verhältnis, Verhandlung, Telefon

Satzbeispiele & Übersetzungen

Nach Abbrechen eines Vorgangs durch das ITL bricht auch das EUTL die Transaktion ab.
Wanneer het ITL tot stopzetting overgaat, zet het EUTL eveneens de transactie stop.
Verfahren zum Abbrechen einer Meldung
Een schriftelijke aanwijzing intrekken
Die Verfasserin hat festgestellt, dass immer mehr Jungen in ganz Europa ihre Ausbildung nach der Pflichtschule abbrechen.
De rapporteur voor advies heeft opgemerkt dat meer en meer jongens in heel Europa ophouden met hun studie na de verplichte basisopleiding.
Die Maschine hatte bereits einen Startversuch hinter sich, den die Piloten jedoch wegen technischer Probleme abbrechen mussten.
Het vliegtuig had eerder al een poging gedaan om op te stijgen, maar toen de piloten technische problemen vaststelden, besloten zij om de procedure stop te zetten.
Die Tradition der Familienunternehmen nicht abbrechen lassen
De indruk van straffeloosheid mag niet gewekt worden.