willig (Adjektiv)

1

meegaand (a)

Benehmen, Person
2

willig (a)

Benehmen
  • Bernd Willig
  • Bernd Willig
3
Benehmen
4

volgzaam (a)

Benehmen
5

gedwee (a)

Benehmen
6
gefühlsbetonter Zustand, ready to do something that is not a matter of course
  • Stimmt die Kommission zu, dass es ein teures und kompliziertes Verfahren ist, bei Regierungen anderer Mitgliedstaaten, die nicht immer bereit und willig sind, Informationen bereitzustellen, Fahrer und Fahrzeughalter zu ermitteln?
  • Heeft de Commissie inzicht in het kostbare en ingewikkelde proces om de namen van chauffeurs en eigenaren op te sporen bij overheden van andere lidstaten die niet altijd bereid zijn om informatie te verstrekken?
7

gewillig (a)

Person
8

gezind (a)

gefühlsbetonter Zustand
9

geneigd (a)

gefühlsbetonter Zustand

Satzbeispiele & Übersetzungen

Der Geist sei willig, aber das Fleisch sei schwach.
De berichtgeving over de bijeenkomst in Tampere van vorige week was tenenkrommend.
Der Geist sei willig, aber das Fleisch sei schwach.
President Bush heeft toegegeven dat er geheime gevangenissen van de CIA waren.
Er zeige, dass die EU willig ist, eine weltpolitische Rolle zu spielen.
Het is het derde voorstel van de Commissie over dit onderwerp sinds 1999.

willig (Adjektiv)

1

gefügig (a)

gedrag
2

willig (a)

gedrag
3

folgsam (a)

gedrag