schoonmaken (Verb | Nomen)

1

reinigen (adj n v adv)

(intransitive) to make things clean, (transitive) to remove dirt from a place or object, algemeen
algemeen
3

säubern (adj n v adv)

(intransitive) to make things clean, (transitive) to remove dirt from a place or object, algemeen
4
algemeen
5

ausweiden (v)

van de ingewanden ontdoen
van de ingewanden ontdoen
7
algemeen
8

leeren (v)

algemeen
9
algemeen
10
algemeen