noch (Nomen)

1

nog (n)

des Weiteren, Adverb, intensivierendes Wort, Grad, Menge, Zeit, allgemein, up to a time, as in the preceding time, to an even greater degree, thus far, in addition, emphasising comparative, continuously up to this point in time
  • Noch festzulegen
  • nog niet gespecifi-ceerd
  • Noch festzulegen
  • Nog vast te stellen
  • Wie viele von den noch laufenden Projekten liegen noch im Zeitplan?
  • Hoeveel van de nog lopende projecten liggen nog op schema?
allgemein, continuously up to this point in time, up to a time, as in the preceding time
allgemein
4
allgemein
  • noch
  • noch
  • Es existieren also weder Kennnummern, noch Kennzeichen, noch Register.
  • Voor deze vaartuigen zijn er derhalve noch kentekens noch registers.
5
allgemein
  • noch festzulegen
  • alsnog vast te stellen
6
intensivierendes Wort
7
Adverb

Satzbeispiele & Übersetzungen

Art weder AUT noch LIM noch SUS
Soorten geen AUT, LIM of SUS

noch

1

noch (o)

algemeen