Mal (Nomen)

1

maalteken (n)

Mathematik
2

keer (n)

Zeitpunkt, Gelegenheit, instance or occurrence
  • Mehr als 3-mal
  • Meer dan 3 keer
3
Muttermal, a mark on the skin formed before birth
4

brandmerk (n)

Zeichen
5
Fell
6
Gelegenheit
  • ein Mal monatlich erscheinend
  • eenmaal per maand verschijnend
  • nur ein Mal
  • slechts eenmaal

Satzbeispiele & Übersetzungen

MAL Magyar Aluminium, Ajke, Ungarn,
MAL Magyar Aluminium, Ajke, Hongarije
Schauen Sie mal vorbei.
Een bezoekje waard!
ein weiteres Mal
op basis van vrijwilligheid
Mal sei nur die EZB, mal die Gesamtheit der Zentralbanken gemeint.
Dat moet een signaal zijn dat de Bank streeft naar een lage inflatie, met vermijding van deflatie.

mal (Adjektiv)

1

dämlich (a)

situatie
2
situatie
3

verrückt (a)

gek
gek