gebruiken (Verb)

1

benutzen (v)

invloed, employ, apply, aanwenden
2

ausüben (v)

uitoefenen
3

benützen (v)

toepassen
4

ausnutzen (v)

persoon
5

nutzen (v)

aanwenden
6
uitoefenen, toepassen, materiaal, invloed, employ, apply, aanwenden
7
benzine, materiaal
8

anwenden (v)

uitoefenen, toepassen, invloed, aanwenden
9

verwenden (v)

toepassen, employ, apply, aanwenden