DE NL Deutsch Niederländisch Übersetzungen für Boot
Boot (Nomen)
1
nautisch
- Boot
- Boot
- Wenige Stunden nach dem Ablegen fehlte von dem Boot jede Spur.
- Een paar uur na vertrek was de boot spoorloos verdwenen.
- Boot- oder Schiffwaden
- Bootzegens
2
vaartuig (n)
craft, nautisch
- Von Boot gezogene Dredgen
- Door een vaartuig gesleepte kor
- Von Boot eingesetzte Handdredgen
- Vanaf een vaartuig bediende handkor
Satzbeispiele & Übersetzungen
U-Boot- und Torpedonetze;
Onderzeeboot- en torpedonetten.