aanwenden (Verb)

1

verwenden (v)

gebruiken
2

anwenden (v)

bekwaamheid, gebruiken, invloed, uitoefenen
3

benutzen (v)

gebruiken, invloed
4
gebruiken, invloed, uitoefenen
5

nutzen (v)

gebruiken
6

ausüben (v)

bekwaamheid, uitoefenen